22STE ZONDAG DOOR HET JAAR
Gedachtenis van Jozef van Arimatea en Nikodemus, leerlingen van de Heer die Gods rijk verwachtten. Gedachtenis van Carlo Maria Martini, aartsbisschop van Milaan, die toegewijd naar het woord van God luisterde en een dierbare vriend was van de Gemeenschap van Sant'Egidio.
Lees meer
22STE ZONDAG DOOR HET JAAR
Gedachtenis van Jozef van Arimatea en Nikodemus, leerlingen van de Heer die Gods rijk verwachtten. Gedachtenis van Carlo Maria Martini, aartsbisschop van Milaan, die toegewijd naar het woord van God luisterde en een dierbare vriend was van de Gemeenschap van Sant'Egidio.
Eerste Lezing
Sirach 3,17-20.28-29
Wat je doet, mijn kind, doe dat met zachtheid
en je zult meer bemind worden
dan iemand die geschenken geeft.
Hoe hoger je staat,
des te kleiner moet je je maken,
en je zult genade vinden bij de Heer.
Velen zijn hoogverheven en beroemd,
maar aan de nederigen openbaart Hij zijn geheimen.
Want groot is de barmhartigheid van de Heer
en aan de nederigen toont Hij zijn geheimen.
Voor de kwaal van de hoogmoedige bestaat geen genezing,
want de plant van de slechtheid heeft wortel geschoten in hem.
Het hart van de verstandige mens denkt na over de spreuken;
wat de wijze voor zichzelf wenst is een oor dat luistert.
Psalmgezang
Psalm 68
Heer, uw kudde heeft zijn rustplaats gevonden,
die Gij in uw goedheid voor haar hadt bereid..
Maar alle rechtvaardigen juichen van vreugde
en staan onbezorgd voor het aanschijn van God.
Zingt dus voor God, verheerlijkt zijn Naam,
Hij is de Heer, juicht Hem toe!
Voor wezen een vader, voor weduwen steun
is God in zijn heilige woning.
Verwaarloosden geeft Hij een eigen huis,
gevangenen vrijheid en voorspoed.
Een voedzame regen kwam neer uit de hemel,
uw uitgeput erfdeel hebt Gij verkwikt.
Uw kudde heeft daar zijn rustplaats gevonden,
die Gij in uw goedheid voor haar hadt bereid.
Tweede Lezing
Hebreeën 12,18-19.22-24
Want u bent niet genaderd tot een tastbaar en laaiend vuur, met duisternis, donderwolken en stormwind, waar de trompet klonk en de stem de woorden sprak, en de toehoorders smeekten dat zij niet langer tot hen zou spreken. Nee, u bent genaderd tot de berg Sion en de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, tot duizenden engelen, de feestelijke vergadering van de eerstgeborenen die in de hemel zijn ingeschreven, tot God, de rechter van allen, tot de geesten van de rechtvaardigen die de voleinding bereikt hebben, en tot Jezus, de middelaar van een nieuw verbond, wiens vergoten bloed nog krachtiger roept dan het bloed van Abel.
Evangelie
Alleluia, alleluia, alleluia !
Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Lucas 14,1.7-14
Op een sabbat ging Hij bij een van de leiders van de farizeeën thuis eten; zij letten scherp op Hem. Omdat Hij zag hoe de genodigden de ereplaatsen uitzochten, hield Hij hun een gelijkenis voor: ‘Wanneer u op een bruiloft bent genodigd, ga dan niet op de ereplaats zitten. Misschien heeft de gastheer iemand uitgenodigd die belangrijker is dan u, en dan zal hij naar u toe komen en zeggen: “Sta uw plaats aan hem af.” Vol schaamte moet u dan achteraan gaan zitten. Ga liever, als u ergens uitgenodigd bent, achteraan zitten. Dan zal de gastheer naar u toe komen en zeggen: “Vriend, kom meer naar voren.” Dat zal een eer voor u zijn in het oog van al uw disgenoten. Iedereen immers die zich verheft zal vernederd worden, maar wie zich vernedert zal verheven worden.'
Hij zei ook nog, nu tegen zijn gastheer: ‘Wanneer u 's middags of 's avonds een feestmaal geeft, roep dan niet uw vrienden bij elkaar, of uw broers, of uw familie, of rijke buren. Die zouden u op hun beurt uitnodigen, om iets terug te doen. Nodig liever, als u een feest aanricht, armen uit, gebrekkigen, kreupelen en blinden. Wat een geluk voor u dat zij er niets tegenover kunnen stellen. Want het zal u teruggegeven worden bij de opstanding van de rechtvaardigen.'
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Homilie
Het evangelie neemt ons mee naar het huis van een farizeeër die Jezus had uitgenodigd voor een maaltijd op de sabbat. Dat is de derde keer dat dit gebeurt. In het vroege christendom werd deze traditie voortgezet met de viering van de agape met de fractio panis. Jezus merkt op dat de andere gasten zich als ze binnenkomen haasten om de eerste plaatsen uit te zoeken. Hij maakt van de gelegenheid gebruik om een parabel te vertellen die een levensles is over het gedrag in zijn Koninkrijk en gaat dus veel verder dan een etiquetteregel of gezond verstand. De keuze van de eerste plaats gaat over het hart, niet over de zitplaatsen. Je kan de eerste plaats zelfs zoeken door jezelf op de laatste plaats te zetten, misschien om niet lastig gevallen te worden. Kiezen voor de eerste plaats, zegt Jezus, betekent jezelf boven alle anderen willen plaatsen anderen naar jouw hand zetten, aan anderen je gevoelens en je standpunten opdringen. Kortom eisen om gediend te worden in plaats van te dienen, geëerd te worden in plaats van dienstbaar en beschikbaar te zijn. Het is in dit perspectief dat Jezus al eerder tegen de farizeeën zei: "Wee u, farizeeën, u bent gesteld op de ereplaatsen in de synagoge" (Lc 11, 43). Denken we aan de gelijkenis van de farizeeër en de tollenaar in de tempel en de vanzelfsprekendheid waarmee de eerste de tweede, die achteraan zit, minacht. Jezus nodigt ons uit om na te denken over de vernedering die je ondergaat als de uitnodiging van de gastheer volgt: "Vriend, kom meer naar voren". Het evangelie stelt een totale omkering voor: het gaat er niet om de juiste keuze te maken om niet vernederd te worden, maar om de ware prioriteiten te kiezen, die van het Koninkrijk, waar zij die zich vernederen verheven zullen worden en zij die zich verheffen vernederd zullen worden. De apostel Petrus schrijft: "Allen moeten zich in de omgang met elkaar laten leiden door nederigheid, want God weerstaat de hoogmoedigen, maar aan de nederigen geeft Hij genade" (1 Pe 5, 5). Het volk dat Jezus verzamelt, is een volk van nederigen. Met hen wandelt Hij door de steden en dorpen, niet op zoek naar eerste plaatsen of aandacht en privileges voor zichzelf, maar bewogen door de vermoeide en uitgeputte menigten: Hij verzamelt ze en leidt ze naar grazige weiden. Aan de farizeeër die hem uitnodigt, doet Jezus een ander voorstel: "Wanneer u 's middags of 's avonds een feestmaal geeft, roep dan niet uw vrienden bij elkaar, of uw broers, of uw familie, of rijke buren. Die zouden u op hun beurt uitnodigen, om iets terug te doen. Nodig liever, als u een feest aanricht, armen uit, gebrekkigen, kreupelen en blinden. Wat een geluk voor u dat zij er niets tegenover kunnen stellen". Het is een nieuw perspectief dat de liefde centraal stelt en geen wederkerigheid eist.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.