Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Iedereen die leeft en in Mij gelooft
zal in eeuwigheid niet sterven.
Alleluia, alleluia, alleluia !
1 Tessalonisenzen 4,9-11
Over de broederliefde hoef ik niet u te schrijven. Zelf hebt u van God geleerd elkaar lief te hebben, en dat doet u dan ook, jegens alle broeders in heel Macedonië. Wij sporen u alleen aan, broeders en zusters, dit nog veel meer te doen. Stel er een eer in rustig uw eigen zaken te behartigen en met uw eigen handen de kost te verdienen, zoals wij u bevolen hebben.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Als je gelooft,
zal je Gods heerlijkheid zien, zo spreekt de Heer.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Paulus begint dit deel van de brief met een verwijzing naar het gezag van Jezus. In Hem laat hij zien wat "een levenswandel die God welgevallig is" is. Hij geeft deze vermaning als een gebed, zo beslissend vindt hij ze. De Tessalonicenzen weten reeds hoe zij zich moeten gedragen om God welgevallig te zijn: de apostel zelf had hun dit getoond toen hij bij hen was, door zijn manier van leven en door zijn onderricht. Zij moeten volharden op deze weg, en zich nog meer onderscheiden in heiligheid. Gods wil dat wij heilig zijn, met andere woorden dat wij in alles aan God toebehoren, en ons dus niet binden aan de wereld. Vervolgens waarschuwt de apostel tegen winstbejag en hebzucht, die ons de anderen doen domineren en hen vernederen. God, zo benadrukt de apostel, "heeft ons niet geroepen tot onreinheid maar tot heiliging". Dat betekent dat wij ons egocentrisch en gewelddadig gedrag moeten opgeven om ons tot Hem te keren. Hij die deze voorschriften minacht, zo gaat Paulus verder, minacht God zelf, maar hij die in de "heiligheid" blijft, vindt de ware liefde. Daarom voegt de apostel eraan toe: "Over de broederliefde hoef ik niet u te schrijven. Zelf hebt u van God geleerd elkaar lief te hebben, en dat doet u dan ook, jegens alle broeders in heel Macedonië. Wij sporen u alleen aan, broeders en zusters, dit nog veel meer te doen". Als liefde de Geest is die door God in het hart van de gelovigen wordt uitgestort, dan is de Geest zelf de innerlijke leraar die iedere leerling leidt. Broederlijke liefde is geen voorschrift van mensen, het is het nieuwe gebod dat Jezus aan de leerlingen van alle tijden geeft, waardoor ze hét kenmerk wordt van hun band met Hem. Dat is een geschenk dat wij steeds ruimer moeten beleven. Niemand mag zich tevreden stellen met de liefde die er al is; zijzelf vraagt om steeds te groeien en ruimer te worden.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.