Gedachtenis van de marteldood van Johannes de Doper, de wegbereider voor de Heer. Lees meer
Gedachtenis van de marteldood van Johannes de Doper, de wegbereider voor de Heer.
Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Marcus 6,17-29
Want zelf had Herodes Johannes laten arresteren en in de gevangenis laten zetten vanwege Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus, omdat hij haar getrouwd had. Want Johannes had tegen Herodes gezegd: ‘Het is u niet geoorloofd de vrouw van uw broer te bezitten.' Herodias was daarom op hem gebeten en wilde hem uit de weg ruimen, maar ze had daartoe niet de macht. Want Herodes had ontzag voor Johannes, in het besef dat deze een rechtvaardige en heilige man was, en hij nam hem in bescherming. Als hij naar hem luisterde, raakte hij steeds in verlegenheid, en toch hoorde hij hem graag. Er kwam een gunstige dag toen Herodes op zijn verjaardag een feestmaal gaf voor zijn hofhouding, de legerleiding en de hoge heren van Galilea. De dochter van hem en Herodias kwam binnen en met haar dans deed ze Herodes en zijn gasten een groot genoegen. De koning zei tegen het meisje: ‘Vraag me wat je maar wilt, ik zal het je geven.' En hij deed er zelfs een eed op: ‘Wat je me ook vraagt, ik zal het je geven, al was het de helft van mijn koninkrijk.' Ze ging weg en zei tegen haar moeder: ‘Wat moet ik vragen?' Die zei: ‘Het hoofd van Johannes de Doper.' Haastig ging ze recht op de koning af en vroeg: ‘Ik wil dat u mij terstond op een schotel het hoofd van Johannes de Doper geeft.' De koning werd bedroefd, maar vanwege zijn eed en omwille van zijn gasten wilde hij het haar niet weigeren. Meteen stuurde de koning iemand van zijn lijfwacht en gaf het bevel om het hoofd van Johannes te brengen. Die ging weg en onthoofdde hem in de gevangenis. Hij bracht zijn hoofd op een schotel en gaf het aan het meisje, en het meisje gaf het aan haar moeder. Toen zijn leerlingen het hoorden, kwamen ze zijn lijk halen en legden het in een graf.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
Wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Sinds de oudheid gedenkt de kerk niet alleen de geboorte van Johannes de Doper, maar zijn ook dood. Johannes stierf door toedoen van Herodes, die liever luisterde naar de grillen van een vrouw met een slecht hart, dan naar het harde, maar ware en heilzame woord van de profeet. Johannes de Doper is de laatste, de grootste van de profeten, hij die de komst van de Messias voorbereidt. Zijn strengheid gaat in tegen onze gewoonte om alles naar ons eigen belang te om te plooien; zijn oproep om tot de essentie te komen helpt ons om al het overbodige aan de kant te schuiven; de hoop waarin hij leefde, herinnert ons eraan dat wij Jezus niet kunnen herkennen zonder ons hart voor te bereiden, zonder onder ogen te zien dat ons hart een woestijn is en dat er zoveel woestijnen in de wereld zijn. Wij luisteren naar zijn stem om een weg te bereiden voor de Heer die komt. De Doper predikte rechtvaardigheid en bekering van het hart. En zijn stem beroerde ook de ziel van de koning. Maar Herodias geraakte meer en meer ontstemd over de prediking van de profeet en begon een hekel aan hem te krijgen. Daardoor ging Herodes niet langer luisteren naar het woord van de profeet en liet hij zich ook niet langer door hem berispen. Hij laat alle prioriteiten varen: het gegeven woord is plots belangrijker dan het leven van de profeet. En Herodes beslist om de Doper te laten onthoofden. Het getuigenis van Johannes - en hetzelfde gebeurt telkens wanneer het evangelie verkondigd wordt - is een oproep tot het hart om de Heer te verwelkomen. Laten wij in de woestijn niet zoeken naar een riethalm die door de wind wordt bewogen, laten wij ook niet zoeken naar een man die in verfijnde gewaden, want zulke mannen bevinden zich in de paleizen der koningen en zijn in slaap gewiegd door hun rijkdom. Laten wij ons laten ondervragen door hem die ons de Heer toont die in de wereld komt, want hij is de man van de verwachting.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.