GEBED IEDERE DAG

Gebed voor de kerk
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed voor de kerk
Donderdag 12 juni


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Ik ben de goede herder,
Mijn schapen luisteren naar mijn stem,
zij zullen één kudde en één schaapstal worden.

Alleluia, alleluia, alleluia !

2 Korintiërs 3,15-4,1.3-6

Tot op heden ligt er een sluier over hun hart, telkens wanneer Mozes wordt voorgelezen. Maar telkens als iemand zich bekeert tot de Heer, wordt de sluier verwijderd. Welnu, ‘de Heer' staat hier voor de Geest, en waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid. Het is ons, die met onverhuld gelaat de glorie van de Heer als in een spiegel aanschouwen, gegeven om herschapen te worden tot een steeds heerlijker gelijkenis met Hem, door de Geest van de Heer.
Daarom geven wij de moed niet op, nu wij door Gods ontferming met deze dienst zijn belast. En als er nog een sluier ligt over het evangelie dat wij verkondigen, dan toch alleen voor hen die verloren gaan, voor de ongelovigen; hun denken is door de god van deze wereld zo verblind, dat zij de glans niet ontwaren van het evangelie van de heerlijkheid van Christus, die het beeld van God is. Wij verkondigen immers niet onszelf, maar wij verkondigen Jezus Christus als de Heer en onszelf als uw dienaren omwille van Jezus. Dezelfde God die gezegd heeft: ‘Uit de duisternis zal licht schijnen', heeft zijn licht laten schijnen in ons hart om de kennis te laten stralen van zijn heerlijkheid, die ligt over het gelaat van Jezus Christus.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Ik geef jullie een nieuw gebod:
gij moet elkander liefhebben.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Opnieuw spreekt Paulus over de het dienstwerk dat hem is toevertrouwd. Hij is er zich terdege van bewust dat hij door God is uitverkoren om aan de mensen het evangelie van Jezus Christus te verkondigen. Hij is er niet uit eigen keuze de bedienaar van geworden, maar hij is er door de Allerhoogste toe geroepen. Hij kan zich dus onbevreesd beroepen op het gezag van zijn getuigenis en herinneren aan de openhartigheid waarmee hij het heeft afgelegd, zonder de inhoud ervan te vervalsen of de kracht ervan af te zwakken. Maar in Korinte zijn er mensen die "verblind" zijn. Reeds aan het einde van het derde hoofdstuk van zijn brief had Paulus het gehad over mensen die "verstard" zijn; nu spreekt hij zelfs van een vervalsing van het woord van God. Het volstaat duidelijk niet om tot de kerk te behoren of tot de gemeenschap, om immuun te zijn voor hoogmoed, afgunst en kritiek. Zulke instincten "versluieren" iemands zicht op het evangelie en verduisteren de verkondiging ervan. Paulus beweert dat zijn verkondiging niet van voorbijgaande aard is, zoals die van Mozes, die nog getekend was door de "sluier" van de wet. Zijn prediking laat het gelaat van Jezus zelf zien, zonder bemiddeling, zonder sluier. Om het anders te zeggen: hij verkondigt het evangelie zonder toevoegingen. En de woorden van het evangelie openbaren het gelaat van God zelf, zoals Jezus aan Filippus antwoordde: "Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien" (Joh 14, 9). Alleen als wij onze ogen op Jezus richten, kunnen wij het mysterie van God begrijpen en er kracht uit putten. Daarom bevestigt Paulus zijn prediking over de centrale plaats van Jezus in het leven van de gemeenschap: "Wij verkondigen immers niet onszelf, maar wij verkondigen Jezus Christus als de Heer". Dit is de dienst waartoe de apostel geroepen is. Daarom stelt hij zich aan de Korintiërs voor als hun "dienaar" omwille van Jezus, de Jezus die hem op de weg naar Damascus in licht en luister was verschenen.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.