GEBED IEDERE DAG

Gebed voor de armen
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed voor de armen
Maandag 25 augustus


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangenen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.

Alleluia, alleluia, alleluia !

1 Tessalonisenzen 1,1-5.8-10

Van Paulus, Silvanus en Timoteüs aan de gemeente van de Tessalonicenzen, die is in God de Vader en de Heer Jezus Christus. Genade voor u en vrede!
Wij zeggen God dank voor u allen, telkens wanneer wij u gedenken in onze gebeden. Onophoudelijk gedenken wij ten overstaan van onze God en Vader uw krachtdadig geloof, uw onvermoeibare liefde en uw standvastige hoop op onze Heer Jezus Christus. Wij zijn ervan overtuigd, broeders en zusters, dat God u liefheeft en dat u door Hem bent uitgekozen. Want wij hebben u het evangelie verkondigd, niet alleen met woorden, maar ook met kracht en heilige Geest en volle overtuiging. U weet trouwens zelf wel hoe wij ons voor u hebben ingezet toen we bij u waren. Want van u uit heeft het woord van de Heer zich verbreid, en niet enkel in Macedonië en Achaje, maar overal is uw geloof in God bekend geworden. Wij hoeven daar niets over te zeggen. Want zij vertellen zelf hoe ons optreden bij u is geweest en hoe u zich van de afgoden tot God hebt bekeerd, om de levende en waarachtige God te dienen, en om uit de hemel zijn Zoon te verwachten, die Hij uit de dood heeft opgewekt: Jezus, die ons redt van de komende toorn.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.

Alleluia, alleluia, alleluia !

De Eerste Brief aan de Tessalonicenzen is de oudste tekst in het Nieuwe Testament. Hij is geschreven rond 53 en is daarom een van de vroegste getuigenissen van het geloof van de kerk. De brief getuigt van de eensgezindheid tussen Paulus, Silvanus en Timoteüs. Alle drie tezamen richten zij zich tot de kleine gemeenschap van Tessalonika, een ekklesia, vergadering van de gemeenschap die door God in die stad is bijeengeroepen. Elke christelijke gemeenschap is een heilige "gemeente van God". Paulus dankt de Heer voor die kleine gemeenschap die leeft met een standvastig geloof, een ijverige liefde en een voortdurende hoop. De Heer zelf verandert door de prediking van zijn leerlingen het hart van zijn toehoorders, en wekt hen op tot een nieuw leven. De apostel weet dat de dienst van de verkondiging op een persoonlijke manier moet gebeuren, want alleen zo kan hij de Heer dichtbij en herkenbaar maken voor hen die hem horen. Het evangelie verspreidt zich omdat het aantrekkelijk is, omdat het een beter leven laat zien dan de wereld biedt. Het evangelie verspreidt zich niet door pastorale technieken of slimme organisatie, maar alleen door de aantrekkingskracht van een waarlijk evangelisch leven. Paulus verheugt zich in het geloof van de Tessalonicenzen en maakt gewag van de verbazing van allen, toen ze het nieuws van hun bekering vernamen en de afgoden van deze wereld achter zich lieten om alleen de Heer te dienen.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.