GEBED IEDERE DAG

Gebed voor de kerk
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed voor de kerk
Donderdag 21 augustus


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Ik ben de goede herder,
Mijn schapen luisteren naar mijn stem,
zij zullen één kudde en één schaapstal worden.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Rechters 11,29-39

Toen kwam de geest van de Heer over Jefta; hij trok door Gilead en Manasse, langs Mispa in Gilead, en vandaar naar de Ammonieten. Toen deed Jefta de Heer deze gelofte: ‘Als U de Ammonieten aan mij uitlevert en ik behouden van de Ammonieten terugkeer, zal de eerste die uit de deur van mijn huis naar mij toekomt de Heer toebehoren; ik zal hem als brandoffer opdragen.' Toen trok Jefta ten strijde tegen de Ammonieten. En de Heer leverde hen aan hem uit. Hij sloeg op hen in van Aroër tot aan de weg van Minnit – twintig steden – en tot Abel-Keramim; hij bracht hun een heel zware nederlaag toe. Zo werden de Ammonieten door de Israëlieten vernederd. Toen Jefta naar zijn huis in Mispa terugkeerde, kwam zijn dochter de deur uit om hem met tamboerijnen en reidansen tegemoet te gaan. Zij was zijn enig kind; buiten haar had hij geen zonen of dochters. Zodra hij haar zag, scheurde hij zijn kleren en riep uit: ‘Ach mijn dochter, wat tref je me zwaar: je maakt me diep ongelukkig! Ik heb de Heer mijn woord gegeven, ik kan niet meer terug.' Zij antwoordde: ‘Vader, u hebt de Heer uw woord gegeven. Doe dus met mij wat u beloofd hebt, want de Heer heeft u wraak laten nemen op de Ammonieten, uw vijanden.' En zij zei tegen haar vader: ‘Ik vraag u alleen nog deze gunst: geef mij twee maanden om met mijn vriendinnen de bergen in te gaan en daar te rouwen omdat ik als maagd moet sterven.' Hij antwoordde: ‘Ga maar', en hij liet haar voor twee maanden met haar vriendinnen de bergen in gaan. Daar rouwde zij, omdat zij als maagd moest sterven. Toen zij na twee maanden weer bij haar vader kwam, deed hij met haar wat hij beloofd had te doen. Zij had nooit gemeenschap gehad met een man. Zo ontstond in Israël de gewoonte

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Ik geef jullie een nieuw gebod:
gij moet elkander liefhebben.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Om de Ammonieten te verslaan doet Jefta een gelofte aan de Heer: "De eerste die uit de deur van mijn huis naar mij toekomt zal de Heer toebehoren; ik zal hem als brandoffer opdragen". Jefta komt als overwinnaar uit de strijd en keert terug naar huis. Maar de eerste die naar buiten komt om hem te ontmoeten is zijn enige dochter. Jefta wanhoopt, maar blijft trouw aan zijn gelofte. Het laat zeker zien hoe armzalig en triest zijn kijk op God is. Niet in de laatste plaats omdat Gods veroordeling van mensenoffers duidelijk in de Bijbel staat. In Deuteronomium veroordeelt God hen die "alle mogelijke gruwelen die de Heer verafschuwt voor hun goden hebben bedreven; zelfs hun zonen en dochters hebben zij voor hun goden verbrand" (Dt 12, 31). Jezus is het ultieme offer, degene die uit liefde zichzelf geeft. God wil geen offer, maar genade. Daarom biedt Hij zichzelf aan zodat iedereen gered kan worden en kan begrijpen hoe groot zijn barmhartigheid is. Jezus' overwinning zal niet langer die van Jefta zijn, tegen iemand, maar die van het geven van zijn eigen leven voor de verlossing van allen. Israël ging door een tijd van grote moeilijkheden en dacht dat het Gods aandacht kon trekken door mensen te offeren. Als we geen geloof hebben, schrijven we God vaak gedachten toe die niet de zijne zijn, alsof Hij iets heel veeleisends van ons vraagt in ruil voor zijn bescherming. Hoeveel slachtoffers kunnen een klein geloof en een verwrongen gebed tot God niet maken!

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.