GEBED IEDERE DAG

Gebed op de vigilie
Woord van god elke dag

Gebed op de vigilie

Herdenking van de Porrajmos, de uitroeiing van de zigeuners door de nazi's tijdens de Tweede Wereldoorlog. Gedachtenis van de zalige Zeffirino Giménez Malla, zigeunermartelaar, vermoord in Spanje in 1936. Gedachtenis van Yaguine en Fodé, twee jongens van 15 en 14 jaar uit Guinea, van de kou gestorven in 1999 in het landingsgestel van een vliegtuig waarin ze zich hadden verstopt om Europa te bereiken, waar zij hoopten te kunnen studeren. Lees meer

Libretto DEL GIORNO
Gebed op de vigilie
Zaterdag 2 augustus

Herdenking van de Porrajmos, de uitroeiing van de zigeuners door de nazi's tijdens de Tweede Wereldoorlog. Gedachtenis van de zalige Zeffirino Giménez Malla, zigeunermartelaar, vermoord in Spanje in 1936. Gedachtenis van Yaguine en Fodé, twee jongens van 15 en 14 jaar uit Guinea, van de kou gestorven in 1999 in het landingsgestel van een vliegtuig waarin ze zich hadden verstopt om Europa te bereiken, waar zij hoopten te kunnen studeren.


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Iedereen die leeft en in Mij gelooft
zal in eeuwigheid niet sterven.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Leviticus 25,1.8-17

De Heer sprak tot Mozes op de Sinai: Na verloop van zeven sabbatjaren, zeven keer zeven jaar, tezamen negenenveertig jaar, moet u op de dag van verzoening, de tiende dag van de zevende maand, de bazuin luid laten klinken. In heel uw land moet u de bazuin laten schallen. Dat vijftigste jaar moet een heilig jaar zijn: dan moet u in het land afkondigen dat alle bewoners hun slaven vrijlaten. Het moet een jobeljaar voor u zijn; iedereen wordt hersteld in zijn vroeger bezit en keert terug naar zijn familie. Het vijftigste jaar zal een jobeljaar voor u zijn; dan mag u niet zaaien, de nagroei niet oogsten en de druiven van uw ongesnoeide wijngaard niet plukken, want het is het jobeljaar; dat moet heilig zijn. Alleen wat het land uit zichzelf voortbrengt, mag u eten. In het jobeljaar zal iedereen in zijn vroeger bezit worden hersteld. Wanneer u een stuk grond verkoopt aan een volksgenoot of grond van hem koopt, mag u elkaar niet benadelen. Koopt u grond van een volksgenoot, dan moet u bij het vaststellen van de prijs rekening houden met het aantal jaren sinds het laatste jobeljaar. En hij moet de verkoopsprijs berekenen naar het aantal jaren dat hij nog oogst opbrengt. De prijs zal hoger zijn als er nog veel jaren komen, en lager als er weinig jaren moeten verstrijken, want hij verkoopt u een aantal oogstjaren. Benadeel uw volksgenoot niet en heb eerbied voor uw God. Ik ben de Heer, uw God.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Als je gelooft,
zal je Gods heerlijkheid zien, zo spreekt de Heer.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Deze passage uit het boek Leviticus maakt melding van de instelling van het "jobeljaar": om de vijftig jaar moet het land rust krijgen - "dan mag u niet zaaien, de nagroei niet oogsten en de druiven van uw ongesnoeide wijngaard niet plukken" - en "wordt iedereen hersteld in zijn vroeger bezit". Met het schallen van de bazuin (dat is de betekenis van de term jobeljaar) begint dit buitengewone jaar dat op een bepaalde manier orde op zaken stelt in de verstoorde bezitsverhoudingen tussen mensen. De mens is immers niet de absolute meester van de aarde is. Met het jobeljaar worden de onrechtvaardigheden en bedrieglijke praktijken, zowel tegenover de aarde als tegenover andere mensen, die de sterksten intussen tegen de zwaksten hebben begaan, tot nul herleid. Dat is een herstel van de absolute gelijkheid tussen allen, van die universele broederlijkheid die uitgaat van God, voor wie alle mensen zijn kinderen zijn. De viering van zo'n jaar hangt samen met de herinnering aan de bevrijding uit de slavernij in Egypte en de intocht in het beloofde land. Het land is een geschenk van God, geen verovering van het volk, laat staan van een of andere groep of individu. In elk vijftigste jaar moeten de Israëlieten, zoals Leviticus beschrijft, het primaat van God en de broederlijkheid onder allen herontdekken. Het is in deze oude traditie dat ook in de kerk om de 25 jaar een "heilig jaar", een "jubeljaar", wordt gevierd, zoals wij dit jaar beleven, om het geschenk van Gods genade en barmhartigheid te herontdekken dat met Jezus werd geopenbaard. Hijzelf zei in zijn eerste preek in Nazaret, na het lezen van de bladzijde uit Jesaja waar de komst van een genadejaar wordt aangekondigd: "Vandaag is het schriftwoord dat u gehoord hebt in vervulling gegaan" (Lc 4, 21).

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.