GEBED IEDERE DAG

Gebed met de heiligen
Woord van god elke dag

Gebed met de heiligen

Gedachtenis van de heiligen Antonius en Theodosius (+ 1073) , stichters van het Lavra-klooster in de grotten van Kiev en vaders van het Russische en Oekraïense monnikendom. Herinnering aan de christenen in Oekraïne. Gebed voor vrede in Oekraïne. Lees meer

Libretto DEL GIORNO
Gebed met de heiligen
Woensdag 23 juli

Gedachtenis van de heiligen Antonius en Theodosius (+ 1073) , stichters van het Lavra-klooster in de grotten van Kiev en vaders van het Russische en Oekraïense monnikendom. Herinnering aan de christenen in Oekraïne. Gebed voor vrede in Oekraïne.


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gij zijt een uitverkoren stam,
een koninklijk priestervolk, een heilige natie,
een volk door God verworven
om zijn grote daden te verkondigen.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Exodus 16,1-5.9-15

Vanuit Elim trok heel de gemeenschap van de Israëlieten verder en bereikte de woestijn van Sin, tussen Elim en de Sinai. Het was de vijftiende dag van de tweede maand na hun vertrek uit Egypte. Toen ze in de woestijn waren, begon heel de gemeenschap van de Israëlieten te morren tegen Mozes en Aäron. De Israëlieten zeiden tegen hen: ‘Waren we maar door de hand van de Heer gestorven in Egypte, waar we bij de vleespotten zaten en volop te eten hadden. U hebt ons alleen maar naar de woestijn gebracht om al deze mensen van honger te laten omkomen.' Toen sprak de Heer tot Mozes: ‘Ik zal brood voor u laten regenen uit de hemel. De mensen moeten er dagelijks op uit gaan en de hoeveelheid voor één dag verzamelen. Dan kan Ik vaststellen of ze mijn leiding willen volgen of niet. Maar op de zesde dag moeten ze eens zoveel verzamelen en bereiden als op andere dagen.' En Mozes sprak tot Aäron: ‘Zeg tegen heel de gemeenschap van de Israëlieten het volgende: Kom naar de Heer, want Hij heeft uw gemor gehoord.' Terwijl Aäron sprak, keerde heel de gemeenschap van de Israëlieten zich naar de woestijn. En daar verscheen de heerlijkheid van de Heer in een wolk. De Heer sprak tot Mozes: ‘Ik heb het gemor van de Israëlieten gehoord. Dit moet u hun zeggen: Tegen de avond kunt u vlees eten en morgenochtend zult u volop brood hebben. Dan zult u weten dat Ik de Heer uw God ben.' Toen het avond was kwamen er kwartels aangevlogen en vielen neer over heel het kamp. De volgende ochtend hing er dauw rondom het kamp. En toen deze was opgetrokken lag er over de woestijn een fijne korrelige laag, alsof de grond met rijp was bedekt. De Israëlieten zagen het en zeiden tegen elkaar: ‘Wat is dat?' Ze wisten werkelijk niet wat het was. Mozes legde hun uit: ‘Dit is het brood dat de Heer u te eten geeft.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Jullie zullen heilig zijn,
want Ik ben heilig, zegt de Heer.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Dit hoofdstuk van Exodus volgt onmiddellijk op de uittocht uit Egypte, het grote bevrijdingswerk dat God voor zijn volk heeft verricht. De passage begint met een ongemakkelijke situatie. Geconfronteerd met de realiteit van de woestijn "mort" Israël. Het gebruik van dit werkwoord is veelbetekenend. Het komt in het Oude Testament bijna alleen voor als verwijzing naar Israëls reactie op weg naar het beloofde land. De term verwijst zowel naar klagen als naar aanspraak maken op iets. De houding van Israël lijkt niet op zichzelf als negatief te worden beschouwd, maar als een blijk van een waardeoordeel over de weg die de Israëlieten zijn ingeslagen: geen weg naar het leven, maar naar de dood: "U hebt ons alleen maar naar de woestijn gebracht om al deze mensen van honger te laten omkomen". Ze zijn de plaats en het doel waarnaar ze op weg zijn uit het oog verloren. In plaats van een doorgang wordt de woestijn gezien als een plaats van de dood. Vandaar het heimwee naar het leven in Egypte, het verlangen om terug te keren, de vergelijking tussen de slavernij in Egypte en de vermoeidheid van de reis. Bezorgdheid om voedsel en water, angst en vermoeidheid doen Israël vergeten wat God voor hen heeft bereikt. In de woestijn voelt het volk zich in de steek gelaten, nog meer slaaf dan voorheen, en lijkt het niet meer in staat om zich het verleden correct te herinneren. Dat geheugen helpt nochtans om in het heden te leven en naar de toekomst toe te gaan. In zijn waardeoordeel verdraait Israël de betekenis van Gods verlossing en interpreteert het die als een weg die naar de dood leidt. Hoe vaak zijn onze jammerklachten en verlangens het gevolg van een klein en vergeetachtig geloof? Hoe vaak dwarsbomen we Gods liefde voor ons door onze vermoeidheid, onze teleurstelling, onze zorgen en onze eenzaamheid? Maar de Heer laat zich niet dwarsbomen door Israëls verwijten en staat altijd klaar om in te grijpen zodat niet ongedaan wordt gemaakt wat is opgebouwd.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.