Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Iedereen die leeft en in Mij gelooft
zal in eeuwigheid niet sterven.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Exodus 12,37-42
De Israëlieten vertrokken vanuit Raämses in de richting van Sukkot, en het aantal personen dat zelf liep, de kinderen dus niet meegerekend, bedroeg ongeveer zeshonderdduizend. Ook vele anderen trokken met hen mee, net als grote kudden kleinvee en runderen. Zij bakten ongezuurde koeken van het deeg dat ze meegenomen hadden uit Egypte, het was nog niet gezuurd. Zij waren immers uit Egypte weggejaagd zonder dat ze zelfs tijd gehad hadden om voor proviand te zorgen. Het verblijf van de Israëlieten in Egypte had vierhonderddertig jaar geduurd. Op de dag dat deze vierhonderddertig jaar waren verstreken trokken al de legers van de Heer weg uit Egypte. De Heer waakte die nacht, om hen uit Egypte weg te voeren. Daarom waken alle Israëlieten deze nacht voor de Heer, elke generatie opnieuw.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Als je gelooft,
zal je Gods heerlijkheid zien, zo spreekt de Heer.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Het volk gaat op weg. Er is geen Pasen zonder op weg te gaan. Er is geen nieuw leven en geen toekomstig land zonder de soms moeilijk begaanbare weg naar het beloofde land. Ook Jezus zal zijn leerlingen naar de uiteinden van de aarde sturen, zodat ze het evangelie van liefde aan alle volkeren op aarde kunnen uitdragen. En er is haast bij. Vooral in deze tijd waarin de globalisering volkeren dichter bij elkaar heeft gebracht door de markt, maar niet door broederlijke verbondenheid. We kunnen de verkondiging van het goede nieuws dat redt niet uitstellen. God heeft haast, omdat Hij weet dat medeplichtigheid aan het kwaad niet ongevaarlijk is. God heeft haast om zijn volk de kreet van alle volkeren op aarde te doen horen, vooral die van de immense groep armen en verlatenen die de hele planeet doorkruist. Mensen denken echter al te vaak dat het lijden van de armen en de gevangenen altijd kan wachten. Het verhaal van de uittocht laat heel duidelijk zien dat we niet alleen gered worden. Helaas is ook in het christendom het virus van het individualisme binnengedrongen dat het gevoel van deel uit te maken van één volk vertroebelt. Zelfs vrijheid wordt vaak gereduceerd tot de zorg voor je eigen omheining. Op die manier worden mensen slaaf van die farao die in het hart van ieder van ons verborgen zit. Om dit te vermijden moeten we waakzaam zijn, bidden en luisteren naar het woord van God, persoonlijk en samen met anderen. De hele schepping wacht op het Pascha, de overgang van dood naar leven. Laten we ons door het woord van God laten leiden en in het licht daarvan op weg gaan. Het wijst ons de weg die we moeten gaan.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.