GEBED IEDERE DAG

Gebed met Maria, Moeder van God
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed met Maria, Moeder van God
Dinsdag 1 juli


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

De Geest van de Heer rust op u,
wie uit u geboren wordt zal heilig zijn.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Genesis 19,15-29

Toen de dageraad aanbrak, zetten de engelen Lot tot spoed aan en zeiden: ‘Vooruit, neem uw vrouw en uw beide dochters mee; anders wordt u het slachtoffer van de bestraffing van de stad.' Toen Lot nog aarzelde, grepen de mannen hem, zijn vrouw en zijn beide dochters bij de hand, want de Heer wilde hem sparen, en zij brachten hem buiten de stad. En toen zij hen de stad uit gebracht hadden, zei een van hen: ‘Breng uzelf in veiligheid, want uw leven staat op het spel; kijk niet om, blijf nergens in de buurt staan, maar vlucht de bergen in, anders komt u om.' Maar Lot zei tegen hen: ‘Dat niet, Heer! Zie toch, uw dienaar heeft genade gevonden in uw ogen, en u hebt mij een grote weldaad bewezen door mij in leven te laten, maar ik kan onmogelijk naar de bergen vluchten. Daar zou het onheil mij inhalen en zou ik toch de dood vinden. Kijk, daar ligt een stad niet ver van hier; daar wil ik wel heen vluchten: het is een kleine stad. Laat mij daarheen ontsnappen; zij is toch maar klein. En dan zal ik het er levend afbrengen.' Hij antwoordde: ‘Ook hierin zal ik u ter wille zijn; de stad die u bedoelt zal ik niet verwoesten. Vlucht er nu haastig heen, want ik kan niets doen zolang u daar niet aangekomen bent.' Zo komt het dat die stad Soar heet. Zodra de zon was opgegaan en Lot in Soar was aangekomen, liet de Heer uit de hemel zwavel en vuur over Sodom en Gomorra regenen. Hij verwoestte die steden en de hele streek, met alle bewoners en alles wat er groeide. De vrouw van Lot, die achter hem liep, keek om en veranderde in een zoutklomp. Vroeg in de ochtend ging Abraham naar de plaats waar hij met de Heer gestaan had. Hij keek omlaag naar Sodom en Gomorra en heel de Jordaanstreek, en zag een walm van de aarde opstijgen, als de rook van een smeltoven. Zo hield God bij de verwoesting van de steden van die landstreek rekening met Abrahams wens en liet Hij Lot ontsnappen, toen Hij de steden verwoestte waar hij gewoond had.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Zie, Heer, uw dienaars:
ons geschiede naar uw woord.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Deze passage toont ons de dageraad van de dag van de verwoesting van Sodom. De engelen van God dringen er bij Lot op aan dat hij de stad verlaat. Geconfronteerd met de nakende tragedie aarzelt Lot. Alsof hij vastzit en niet kan bewegen moeten de engelen hem bij de hand nemen en hem samen met zijn vrouw en dochters naar buiten leiden. Zodra Lot in veiligheid is, stort een regen van vuur en zwavel - misschien een ware vulkaanuitbarsting - neer op Sodom en vernietigt de stad. Sindsdien is Sodom het symbool van een stad die niet alleen zondig is, maar bovenal verdorven. Het moet tot nadenken stemmen dat een van de ernstigste zonden van de inwoners van de stad was dat zij weigerden de vreemdelingen op te nemen die bij Lot hun toevlucht hadden gezocht. Het hart van de inwoners was zo bekrompen en zozeer gericht op hun eigen belangen dat ze in die vreemdelingen geen broers zagen die hulp nodig hadden en dat ze zich tegen Lot keerden. Hun hart was van steen, zo hard als de stenen waarmee ze hun stadsmuren hadden gebouwd. Met deze hardheid wilden ze zich verdedigen tegen hun vijanden. Maar een stad, een samenleving, een volk dat ervoor kiest om muren op te trekken en als een fort de poorten altijd gesloten te houden voor wie naar binnen wil, veroordeelt zichzelf tot de ondergang. Het is een boodschap die ons ook vandaag tot nadenken moet stemmen. Grenzen, of het nu om die van het hart of die van de stad gaat, maken het leven altijd gesloten en steriel.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.