Feest van de apostelen Petrus en Paulus, martelaren in Rome rond de jaren 60-70.
Gedachtenis van de zalige Ramon Llull (1235-1316), op Mallorca geboren uit Catalaanse ouders. Hij behoorde tot de Franciscaanse derde orde, had grote liefde voor de moslims en was promotor van de dialoog tussen de gelovigen.
Lees meer
Feest van de apostelen Petrus en Paulus, martelaren in Rome rond de jaren 60-70.
Gedachtenis van de zalige Ramon Llull (1235-1316), op Mallorca geboren uit Catalaanse ouders. Hij behoorde tot de Franciscaanse derde orde, had grote liefde voor de moslims en was promotor van de dialoog tussen de gelovigen.
Eerste Lezing
Handelingen 12,1-11
Omstreeks die tijd liet koning Herodes enkele leden van de gemeente arresteren en mishandelen. Jakobus, de broer van Johannes, liet hij met het zwaard ter dood brengen. Omdat hij merkte dat dit de Joden wel beviel, nam hij ook Petrus nog gevangen; dat was juist op de dagen van de ongedesemde broden. Toen hij hem in handen had gekregen, zette hij hem in de gevangenis en liet hem door vier groepen soldaten van ieder vier man bewaken met de bedoeling hem na het paasfeest in het openbaar te berechten. Petrus werd dus in de gevangenis vastgehouden, maar in de gemeente werd vurig voor hem gebeden tot God. In de nacht voordat Herodes hem wilde laten voorkomen, lag Petrus aan twee kettingen tussen twee soldaten in te slapen, terwijl ook vóór de deur van de cel de wacht werd gehouden. Plotseling stond er een engel van de Heer bij hem en er straalde licht in de ruimte. Hij maakte Petrus met een por in zijn zij wakker en zei: ‘Sta vlug op.' En de kettingen vielen van zijn polsen. De engel zei tegen hem: ‘Doe je gordel om en trek je schoenen aan.' Dat deed hij. De engel zei tegen hem: ‘Sla je mantel om en volg mij.' Hij volgde hem naar buiten, maar het drong niet tot hem door dat wat de engel deed werkelijkheid was; hij dacht dat hij droomde. Ze passeerden de eerste en de tweede wacht en kwamen bij de ijzeren poort naar de stad, die zich vanzelf voor hen opende. Zij gingen naar buiten en liepen één straat door; toen verliet de engel hem ineens. Daarop kwam Petrus tot zichzelf en zei: ‘Nu weet ik zeker dat de Heer zijn engel heeft gestuurd en mij heeft gered uit de hand van Herodes en van wat het Joodse volk allemaal had verwacht.'
Tweede Lezing
2 Timoteüs 4,6-8.17-18
Want wat mij betreft, mijn bloed wordt weldra geplengd, het uur van mijn heengaan is nabij. Ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop tot een goed einde gebracht, het geloof bewaard. Nu wacht mij de krans der gerechtigheid, die de Heer, de rechtvaardige rechter, aan mij zal geven op die dag, en niet alleen aan mij maar aan allen die met liefde hebben uitgezien naar zijn verschijnen.
Maar de Heer heeft mij terzijde gestaan en mij kracht gegeven om door mij de prediking van het evangelie te voltooien, zodat alle volken ervan hebben gehoord, en ik gered werd uit de muil van de leeuw. En de Heer zal mij blijven beschermen tegen alle boze aanslagen en mij behouden overbrengen naar zijn hemels koninkrijk. Hem zij de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid! Amen.
Evangelie
Alleluia, alleluia, alleluia !
Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Matteüs 16,13-19
Jezus kwam in de streek van Caesarea van Filippus en vroeg zijn leerlingen: ‘Wie is de Mensenzoon volgens de mensen?' Ze zeiden: ‘Volgens sommigen Johannes de Doper, volgens anderen Elia, volgens weer anderen Jeremia of een van de profeten.' Hij zei hun: ‘En jullie, wie ben Ik volgens jullie?' Simon Petrus antwoordde hem: ‘U bent de Messias, de Zoon van de levende God.' Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Gelukkig ben jij, Simon Barjona; niet vlees en bloed hebben jou dat onthuld, maar mijn Vader in de hemel. Ik zeg jou: jij bent Petrus; op die steenrots zal Ik mijn kerk bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar er niet onder krijgen. Ik zal je de sleutels geven van het koninkrijk der hemelen, en wat je op aarde bindt zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.'
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Homilie
De echte Petrus is die zwakke man die zich laat raken door de Geest van God en als eerste luidkeels roept: "U bent de Messias, de Zoon van de levende God". En de Heer maakt van deze zwakte de "hoeksteen" van dat spirituele bouwwerk waar wij allen deel van uitmaken.
Paulus staat als jonge man tussen degenen die Stefanus stenigen; hij let op de mantels van hen die stenen gooien. Hij voerde een bitsige strijd tegen de christenen. Hij had zelfs de toestemming verkregen om hen te vervolgen. Maar op de weg naar Damascus laat de Heer hem van het paard van zijn zekerheden en zijn hoogmoed vallen. En terwijl hij in het stof ligt, kijkt hij op en hoort de Heer tot hem zeggen: "Waarom vervolg je Mij?". Saul wordt in zijn hart geraakt; hij barst niet in tranen uit, maar zijn ogen blijven gesloten. Hij laat zich bij de hand nemen en naar Damascus leiden. Daar hoort hij het evangelie en zijn ogen gaan weer open. Hij wordt een verkondiger van de liefde voor allen, die de muren van verdeeldheid afbreekt: er zijn niet langer joden of Grieken, slaven of vrijen. De kerk gedenkt hen samen om te wijzen op de eenheid van hun kostbaar getuigenis. Zij hebben de kerk van Christus getekend, elk met zijn eigen rijkdom en charisma. In onze tijd, nu in het hart van zovelen opnieuw grenzen ontstaan die de een van de ander scheiden, blijft hun getuigenis die grenzeloze liefde verkondigen die als enige onze wereld kan redden van de conflicten waarop ze lijkt af te stevenen en waarvan de armen de eerste slachtoffers zijn. Wij hebben de kracht van Petrus' geloof en de universaliteit van Paulus' geloof nodig om iedereen de weg naar verlossing te wijzen.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.