GEBED IEDERE DAG

Gebed op de dag des Heren
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed op de dag des Heren
Zondag 11 mei

4DE PAASZONDAG


Eerste Lezing

Handelingen 13,14.43-52

Van Perge reisden zij door naar Antiochië in Pisidië. Op de sabbat gingen ze naar de synagoge, en namen daar plaats. Na afloop van de samenkomst liepen vele Joden en godvrezende proselieten met Paulus en Barnabas mee; dezen spraken tot hen en drongen er bij hen op aan trouw te blijven aan Gods genade.
De volgende sabbat kwam vrijwel de hele stad bij elkaar om te luisteren naar het woord van de Heer.
Maar bij het zien van zo'n massa volk werden de Joden vervuld met jaloezie en maakten ze allerlei godslasterlijke tegenwerpingen tegen de toespraak van Paulus.
In alle vrijmoedigheid zeiden Paulus en Barnabas: ‘Tot u moest het woord van God het eerst worden gesproken, maar omdat u het afwijst en uzelf het eeuwig leven niet waardig keurt, daarom keren wij ons tot de heidenen.
Want zo luidt de opdracht van de Heer aan ons:
Ik heb u opgesteld als een licht voor de heidenen,
om tot heil te zijn tot het uiteinde van de aarde.'
De heidenen waren verheugd toen ze dat hoorden en verheerlijkten het woord van de Heer, en allen die bestemd waren voor het eeuwig leven namen het geloof aan. Het woord van de Heer verbreidde zich door de hele streek. Maar de Joden stookten de godvrezende vrouwen uit de hogere kringen en de notabelen uit de stad op, ze ontketenden een vervolging tegen Paulus en Barnabas, en ze verjoegen hen uit hun gebied. Zij schudden het stof van hun voeten af tegen hen en gingen naar Ikonium; maar de leerlingen waren vervuld van vreugde en heilige Geest.

Psalmgezang

Psalm 100

Wij zijn zijn kudde en zijn volk.

Juicht voor de Heer, alle landen,
dient met blijdschap de Heer,
treedt onbezorgd voor zijn Aanschijn,
waarlijk de Heer is God.

Hij is de Schepper en Meester,
wij zijn kudde, zijn volk.
Eindeloos is zijn erbarmen,
trouw van geslacht op geslacht.

Tweede Lezing

Openbaring 7,9.14-17

Daarna zag ik een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle rassen en stammen en volken en talen. Zij stonden voor de troon en voor het lam, in witte kleren en met palmtakken in de hand, Ik antwoordde hem: ‘Heer, dat weet ú.' Toen zei hij: ‘Dat zijn degenen die uit de grote verdrukking komen, die hun kleren hebben wit gewassen in het bloed van het lam. Daarom staan zij voor de troon van God, en dienen ze Hem dag en nacht in zijn tempel, en Hij die op de troon zetelt zal zijn tent over hen uitspreiden. Zij zullen nooit meer honger of dorst lijden, geen zonnesteek of woestijngloed zal hen treffen, want het lam midden voor de troon zal hen weiden en voeren naar de waterbronnen van het leven, en God zal alle tranen uit hun ogen wissen.'

Evangelie

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Johannes 10,27-30

Mijn schapen luisteren naar mijn stem; Ik ken ze en ze volgen Mij. Ik geef hun eeuwig leven: nooit zullen ze verloren gaan, niemand zal ze aan mijn hand ontrukken. Want wat mijn Vader Mij heeft toevertrouwd, gaat alles te boven: niemand kan het ontrukken aan de hand van mijn Vader! Ik en de Vader, Wij zijn één.'

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Homilie

Wat in Antiochië gebeurt, is een waarschuwing voor elke gelovige, voor elke gemeenschap en voor die individualistische en op zichzelf teruggeplooide mentaliteit die steeds meer op de loer ligt. Als wij denken dat we de Heer al kennen en Hem bezitten, blokkeren we de voortdurende oproep om ons hart te bekeren en om elke dag opnieuw onze grenzen te overschrijden. Zo leven we in tegenspraak met het evangelie en lasteren we het zelfs. Jezus en zijn evangelie volgen betekent niet lid worden van een club en al helemaal niet in de zekerheid leven van uitverkoren te zijn. Jezus volgen vergt een inspanning om te luisteren en een dringende behoefte om ons hart te bekeren. In het evangelie zegt Jezus: "Mijn schapen luisteren naar mijn stem; Ik ken ze en ze volgen Mij". Trouw zijn aan de Heer betekent luisteren naar zijn stem en Hem elke dag volgen, waarheen Hij ons ook leidt. Het is precies het tegenovergestelde van lui en hoogmoedig in de synagoge van Antiochië zitten. Aan hen die naar Hem luisteren en aan hen die Hem volgen (de enige manier om Hem te volgen is naar Hem te luisteren terwijl Hij spreekt en wandelt op de wegen van de wereld) belooft Hij eeuwig leven: niet één van de zijnen zal verloren gaan, zegt Jezus met het vertrouwen van iemand die weet dat Hij een macht heeft die zelfs sterker is dan de dood. En Hij voegt eraan toe: "Niemand zal ze aan mijn hand ontrukken". Hij is een goede herder, sterk en vol ijver voor zijn schapen. Het leven van hen die naar Hem luisteren, ligt in Gods handen: handen die niet loslaten en die altijd opnieuw steun geven.
De Apocalyps staat voor het tegenovergestelde van wat er gebeurt met de joden van Antiochië in Pisidië: de verkondiging doorbreekt de enge grenzen en richt zich op de wijde wereld van de mensen. Het evangelie vergroot het hart van iedere gelovige, omdat het de wortels van egoïstisch en gewelddadig individualisme radicaal uitroeit. In het hart van ieder lid van die "menigte" waarvan de Apocalyps spreekt (ook van hen die, zonder het te weten, bezield zijn door de Geest van God) bespeur je de universele adem van de goede herder. Op deze zondag nodigt de kerk ons uit om te bidden voor de priesters en hun pastorale taak. Het is een gebed dat ons betrekt in het besef dat iedereen, maar zij in het bijzonder, die universele naastenliefde moeten uitademen die kenmerkend is voor het evangelie.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.