Gedachtenis van de heilige Damiaan van Molokaï. Hij bood zich vrijwillig aan om op het Hawaiaanse eiland de verbannen melaatsen bij te staan. Hij kwam aan op de melaatsenkolonie op 10 mei 1873 en bleef er tot hij op 15 april 1889 stierf, melaats met de melaatsen. Aan hem ontlenen de restaurants voor armen en thuislozen "Kamiano" van Sant'Egidio in België hun naam. Lees meer
Gedachtenis van de heilige Damiaan van Molokaï. Hij bood zich vrijwillig aan om op het Hawaiaanse eiland de verbannen melaatsen bij te staan. Hij kwam aan op de melaatsenkolonie op 10 mei 1873 en bleef er tot hij op 15 april 1889 stierf, melaats met de melaatsen. Aan hem ontlenen de restaurants voor armen en thuislozen "Kamiano" van Sant'Egidio in België hun naam.
Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Iedereen die leeft en in Mij gelooft
zal in eeuwigheid niet sterven.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Handelingen 9,31-42
In heel Judea, Galilea en Samaria kon de gemeente zich nu in vrede ontplooien. Ze leefde in ontzag voor de Heer en de troost van de heilige Geest, en nam in aantal toe.
Op een grote rondreis kwam Petrus ook bij de heiligen die in Lydda woonden. Hij trof daar een man aan die Eneas heette en al acht jaar op bed lag omdat hij verlamd was. Petrus zei tegen hem: ‘Eneas, Jezus Christus geneest je. Sta op en maak je bed op.' En meteen stond hij op. Alle bewoners van Lydda en Saron zagen hem en bekeerden zich tot de Heer. In Joppe woonde een leerlinge die Tabita heette, dat wil zeggen Gazelle. Ze deed veel goede werken en bewees liefdadigheid in overvloed. Juist in die dagen werd ze ziek en stierf. Men waste haar en legde haar in een bovenvertrek. Omdat Lydda dicht bij Joppe ligt, stuurden de leerlingen, die gehoord hadden dat Petrus daar was, twee mannen naar hem toe met het verzoek: ‘Kom zonder uitstel naar ons toe.' Petrus ging direct met hen mee. Na zijn aankomst brachten ze hem naar het bovenvertrek. Daar kwamen alle weduwen bij hem en ze lieten hem onder tranen de kledingstukken zien die Gazelle maakte toen ze nog bij hen was. Petrus stuurde ze allemaal weg, knielde neer en bad. Toen keerde hij zich naar het lichaam en zei: ‘Tabita, sta op.' Zij deed haar ogen open en toen ze Petrus zag ging ze overeind zitten. Hij reikte haar de hand en hielp haar opstaan. Daarna riep hij de heiligen, ook de weduwen, en liet hun zien dat ze weer leefde. Dit werd bekend in heel Joppe en velen gingen geloven in de Heer.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Als je gelooft,
zal je Gods heerlijkheid zien, zo spreekt de Heer.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Na uitgebreid over Paulus te hebben verteld en te hebben meegedeeld dat de christelijke gemeenschap groeide in een klimaat van vrede, brengt het verhaal van Handelingen ons terug naar Petrus, die bijna letterlijk het werk van Jezus verder zet. Deze verhalen laten zien hoe de christelijke gemeenschappen groeien. Ze zijn emblematisch voor de missionaire bekering die paus Franciscus nadrukkelijk vraagt van alle christelijke gemeenschappen vandaag. Petrus is op reis: "Op een grote rondreis kwam Petrus ook bij de heiligen die in Lydda woonden". Petrus begeeft zich naar buiten, op straat, te midden van het dagelijks leven van de mensen. Als wij niet naar buiten gaan, als wij niet uit onze beslotenheid treden, als wij geen zending op ons nemen, zullen wij niet alleen niet de vreugde kunnen smaken van die groei, ook in aantal, waarvan Lucas spreekt in de eerste verzen van de lezing van vandaag, maar riskeren we steriel en levenloos te worden. Dat is een reflectie die de christelijke gemeenschappen in onze tijd dringend moeten maken. Het eerste verhaal dat Lucas vertelt gaat over de genezing van een verlamde, Aeneas genaamd, die zich in Lydda bevindt. Het tweede gebeurt in een andere stad, in Jaffa, waar Petrus op bezoek gaat bij een vrouw, Tabitha, die pas gestorven is. In beide situaties maakt Petrus dezelfde gebaren als Jezus: hij spoort Aeneas aan op te staan van zijn bed, neemt vervolgens Tabitha bij de hand, nadat hij geknield heeft om te bidden, en brengt haar levend terug naar zijn vrienden. Tegen beiden, tegen Aeneas en Tabitha, zegt Petrus: "Sta op!". Hetzelfde Griekse werkwoord wordt in de tekst gebruikt om de opstanding van Jezus te beschrijven. Petrus maakt geen wonderbaarlijke of spectaculaire gebaren. Hij staat geduldig naast de zwakke en geeft hem de waardigheid terug geliefd te zijn en geacht te worden. Dat zijn de tekenen, de eerste vruchten van de opstanding.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.