Gedachtenis van de Maagd Maria, geëerd als Onze-Lieve-Vrouw van Luján in Argentinië. Lees meer
Gedachtenis van de Maagd Maria, geëerd als Onze-Lieve-Vrouw van Luján in Argentinië.
Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Ik ben de goede herder,
Mijn schapen luisteren naar mijn stem,
zij zullen één kudde en één schaapstal worden.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Handelingen 8,26-40
Een engel van de Heer sprak tot Filippus: ‘Ga op reis in zuidelijke richting, naar de weg die van Jeruzalem naar Gaza loopt.' (Dat is de woestijnweg.)
En hij ging op reis. Nu was er net een Ethiopiër op de terugreis van een pelgrimstocht naar Jeruzalem; het was een eunuch, een hoge ambtenaar van de kandake, de koningin van Ethiopië, belast met het beheer van haar schatkamer.
Hij zat in zijn reiswagen de profeet Jesaja te lezen.
De Geest zei tegen Filippus: ‘Ga naast die wagen lopen.'
Filippus liep er snel naar toe, hoorde hem de profeet Jesaja lezen en zei tegen hem: ‘Begrijpt u eigenlijk wel wat u leest?'
Daarop zei hij: ‘Hoe zou ik dat kunnen als niemand mij wegwijs maakt?' En hij nodigde Filippus uit om in te stappen en bij hem te komen zitten.
Dit was het schriftgedeelte dat hij aan het lezen was:
Als een schaap werd hij ter slachting geleid,
en als een lam dat stom is voor zijn scheerder
deed hij zijn mond niet open.
In zijn vernedering werd zijn oordeel weggenomen.
Wie zal zijn afkomst beschrijven?
Want van de aarde wordt zijn leven weggenomen.
De eunuch richtte zich tot Filippus: ‘Mijn vraag is over wie de profeet dit zegt, over zichzelf of over iemand anders?' Daarop begon Filippus te spreken en bracht hem, met dit schriftgedeelte als uitgangspunt, de goede boodschap van Jezus. Toen ze hun weg vervolgden, kwamen ze bij water. De eunuch zei: ‘Kijk, water! Wat is er tegen dat ik gedoopt word?' Hij liet de wagen stilhouden en beiden gingen ze het water in, Filippus en de eunuch, en hij doopte hem. Toen ze uit het water kwamen, nam de Geest van de Heer Filippus ineens weg. De eunuch zag hem niet meer; hij vervolgde zijn weg met vreugde. Filippus bevond zich in Azotus; hij trok rond en verkondigde in alle steden de goede boodschap, tot in Caesarea toe.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Ik geef jullie een nieuw gebod:
gij moet elkander liefhebben.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Op weg van Gaza, een land dat op tragische wijze geweld wordt aangedaan met duizenden doden, onder wie veel kinderen, dat vernietigd wordt en afgesneden van alle vluchtroutes, reist een pelgrim van Jeruzalem naar Ethiopië. Deze man, een vertrouweling van de kandake, de koningin van Ethiopië, zit in zijn reiswagen luidop Jesaja te lezen. Filippus - die we al in de lezing van gisteren ontmoetten - benadert hem, geleid door de heilige Geest, en vraagt hem of hij begrijpt wat hij leest. De Ethiopiër antwoordt eerlijk: "Hoe ik zou dat kunnen als niemand mij wegwijs maakt?". Het is een antwoord dat onze aandacht verdient, omdat het aangeeft wat de ware weg van geloof is. Niemand kan zichzelf het geloof geven en niemand kan de Schrift begrijpen zonder de hulp van de gemeenschap, zonder, zoals de heilige Augustinus het uitdrukt, te zitten "op de knieën van moeder de kerk". De Ethiopiër, die wilde begrijpen wat hij aan het lezen was, nodigt Filippus uit om naast hem te komen zitten om zijn geest te openen en hem te helpen de tekst te begrijpen. Niemand van ons kan in zichzelf tot geloof komen. De Ethiopiër aanvaardt Filippus' hulp en luistert naar hem. Op een bepaald ogenblik doet de Ethiopiër de wagen stoppen en vraagt om gedoopt te worden. Hij had de passage die hij las begrepen, maar niet op een abstracte manier: de profeet die hij las, spreekt ook tot hem. Daarom wil hij gedoopt worden: wat geschreven staat, wordt ook voor hem werkelijkheid. Hij heeft de zin van zijn leven ontdekt. Als wij de wagen van ons eigen leven weten te stoppen en ons laten helpen om binnen te komen in de bladzijden van het evangelie, zullen ook wij de kracht ondervinden om met meer energie en helderheid onze weg te hervatten.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.