Herdenking van het gebed voor de nieuwe martelaren van de twintigste eeuw, voorgegaan door Johannes Paulus II in het Jubeljaar 2000 in het Colosseum van Rome samen met de vertegenwoordigers van de christelijke kerken. Lees meer
Herdenking van het gebed voor de nieuwe martelaren van de twintigste eeuw, voorgegaan door Johannes Paulus II in het Jubeljaar 2000 in het Colosseum van Rome samen met de vertegenwoordigers van de christelijke kerken.
Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Gij zijt een uitverkoren stam,
een koninklijk priestervolk, een heilige natie,
een volk door God verworven
om zijn grote daden te verkondigen.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Handelingen 8,1-8
Saulus was het eens met de moord op Stefanus. Op die dag brak er een hevige vervolging uit tegen de gemeente in Jeruzalem; met uitzondering van de apostelen raakten allen verspreid over de landstreken van Judea en Samaria.
Vrome mannen begroeven Stefanus en hielden een grote dodenklacht om hem. Saulus wilde de gemeente vernietigen; hij drong de huizen binnen, sleepte mannen en vrouwen naar buiten en liet ze gevangenzetten.
Toen zij zo verspreid waren geraakt, trokken ze rond en verkondigden de goede boodschap. Zo kwam Filippus in de stad Samaria en predikte hun de Messias. Als ze hem hoorden spreken en de tekenen zagen die hij verrichtte, was iedereen in de ban van Filippus' woorden. Want velen van hen die onreine geesten hadden – onder luid geschreeuw gingen ze eruit, en vele verlamden en kreupelen werden genezen. Daarover ontstond grote vreugde in die stad.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Jullie zullen heilig zijn,
want Ik ben heilig, zegt de Heer.
Alleluia, alleluia, alleluia !
De steniging van Stefanus betekent een belangrijke stap in de geschiedenis van de eerste christelijke gemeenschap. Had Jezus niet gezegd: "Als een graankorrel niet in de akkergrond sterft, blijft hij onvruchtbaar. Maar hij moet sterven, alleen dan brengt hij rijke vruchten voort" (Joh 12, 24)? En een paar eeuwen later zal een geleerde christen, Tertullianus, zeggen: "Het bloed van martelaren is het zaad van de christenen". De wrede steniging van Stefanus ontketent de vervolging van de eerste volgelingen van Jezus van Nazaret. Lucas schrijft dat sommigen in Jeruzalem blijven, terwijl velen naar Antiochië moeten vluchten. In deze stad gaat de verkondiging van het evangelie verder. Het woord van God laat zich niet ketenen. Als de leerlingen er trouw aan blijven, wordt de verkondiging er alleen maar sterker door: de vervolging van de gemeenschap van Jeruzalem remt de groei van de gemeenschap als zodanig niet af, integendeel, ze versnelt de verkondiging van het evangelie in andere steden. De christelijk liefde brengt de leerling ertoe om zijn leven te geven voor het evangelie en voor de broers en zussen, vooral voor de armeren onder hen. Daarvan getuigt ook Filippus, een van de zeven. Hij is maar één voorbeeld van vele andere leerlingen van die eerste kerk van wie we de naam niet kennen en die het evangelie verspreidden in de streek van Samaria en van de nieuwe wonderen die plaats vonden onder het volk. Het woord van God groeide in het hart van velen, en zo groeide ook de gemeenschap.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.