De Roma, ook de moslims onder hen, vieren het feest de van de heilige Joris, die omstreeks het jaar 303 als martelaar stierf om de kerk te bevrijden. Lees meer
De Roma, ook de moslims onder hen, vieren het feest de van de heilige Joris, die omstreeks het jaar 303 als martelaar stierf om de kerk te bevrijden.
Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
De Geest van de Heer rust op u,
wie uit u geboren wordt zal heilig zijn.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Handelingen 7,51-8,1
Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oor! Altijd maar verzet u zich tegen de heilige Geest, u net zo goed als uw vaderen. Welke profeet hebben uw vaderen niet vervolgd? Zij hebben de aankondigers van de rechtvaardige ter dood gebracht, u hebt Hemzelf verraden en vermoord; u die door tussenkomst van engelen de wet hebt ontvangen, maar die niet onderhoudt.'
Toen ze dit hoorden, waren ze diep gekwetst, en ze knarsetandden van woede tegen hem. Maar hij stond daar, vol van de heilige Geest, hij richtte zijn blik op de hemel, zag de heerlijkheid van God, en daar stond Jezus aan Gods rechterhand. Hij zei: ‘Ik zie de hemelen open en ik zie de Mensenzoon staan aan de rechterhand van God.' Maar ze hielden hun oren dicht, begonnen luid te schreeuwen, stormden als één man op hem af, sleurden hem de stad uit en stenigden hem. De getuigen legden hun kleren neer bij een jongeman, die Saulus heette. Ze stenigden Stefanus, terwijl hij bad: ‘Heer Jezus, ontvang mijn geest.' Hij viel op zijn knieën en riep met luide stem: ‘Heer, reken hun deze zonde niet aan.' Na deze woorden stierf hij.
Saulus was het eens met de moord op Stefanus. Op die dag brak er een hevige vervolging uit tegen de gemeente in Jeruzalem; met uitzondering van de apostelen raakten allen verspreid over de landstreken van Judea en Samaria.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Zie, Heer, uw dienaars:
ons geschiede naar uw woord.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Met de steniging van Stefanus begint het verhaal van de christelijke martelaren. Stefanus volgt Jezus na tot in de dood. Lucas meldt zijn laatste woorden, die lijken op de woorden die Jezus vanaf het kruis uitsprak: "Heer Jezus, ontvang mijn geest" en opnieuw, als Stefanus op zijn knieën valt en als de stenen hem treffen, bidt hij: "Heer, reken hun deze zonde niet aan". Stefanus is de eerste martelaar, de protomartelaar, in een zeer lange reeks martelaren die in de 20ste en 21ste eeuw getalsmatig het hoogste punt in de geschiedenis van de kerk heeft bereikt. Een martelaar is iemand die zich niet neerlegt bij de logica van deze wereld; daarom wordt hij er met geweld uit verdreven. Zo ging het ook met Jezus: Hij kon niet in Bethlehem geboren worden en moest buiten blijven; Hij ging naar Nazaret en ze leidden Hem naar de afgrond met het plan om Hem te doden; in Jeruzalem werd Hij uiteindelijk buiten de muren geleid en gekruisigd. De martelaar is een getuige van de liefde van het evangelie tot het uiterste toe, tot het vergieten van het eigen bloed. In navolging van Jezus vergeeft Stefanus degenen die hem doden. Voor hem, net als voor Jezus, zijn er geen vijanden; integendeel, hij bidt voor zijn vervolgers zodat zij zich bekeren en hun hart bekeren. Het is normaal voor de wereld om je vijanden, of vermeende vijanden, te haten. Maar wat de wereld nodig heeft, is dat ze wordt ontdaan van de enorme hoeveelheid geweld en wordt gevuld met vergeving en liefde. Het is de gekruisigde die de wereld redt, niet de kruisigers. En we kunnen hieraan toevoegen dat de vele martelaren van alle tijden de wereld hebben gered en nog steeds redden van de ondergang. Paulus, die getuige is van het martelaarschap en het goedkeurt en zijn vervolging van de christenen voortzet, is misschien wel de eerste die in zijn hart geraakt wordt door het gebed van Stefanus.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.