GEBED IEDERE DAG

Gebed voor de armen
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed voor de armen
Maandag 5 mei


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangenen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Handelingen 6,8-15

Door God rijk begunstigd met kracht, deed Stefanus grote wonderen en tekenen onder het volk. Maar enkele leden van de Synagoge van de Vrijgelatenen, afkomstig uit Cyrene, Alexandrië, Cilicië en Asia, begonnen met Stefanus te disputeren. Ze waren echter niet opgewassen tegen de geest en de wijsheid waarmee hij sprak. Daarna instrueerden zij enkele mannen om te verklaren: ‘Wij hebben hem lastertaal horen spreken tegen Mozes en God.' Zij maakten stemming onder het volk en de oudsten en schriftgeleerden. Toen pakten zij hem op en sleepten hem voor het Sanhedrin. Daar schoven zij valse getuigen naar voren om te verklaren: ‘Die man preekt onophoudelijk tegen deze heilige plaats en de wet. Zo hebben wij hem horen zeggen dat die Jezus de Nazoreeër deze tempel zal afbreken en de zeden en gewoonten zal veranderen die Mozes ons heeft overgeleverd.' De ogen van allen die zitting hadden in het Sanhedrin waren op hem gericht; zij zagen in zijn gezicht het gezicht van een engel.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Stefanus was de eerste van de zeven die gekozen waren onder de "hellenisten". Onmiddellijk valt hij op door zijn diep getuigenis: "Hij deed grote wonderen en tekenen onder het volk", schrijft de auteur van Handelingen. In de debatten "waren ze niet opgewassen tegen de geest en de wijsheid waarmee hij sprak". Niet minder dan twee hoofdstukken van Handelingen vertellen zijn verhaal. Hij was duidelijk een voorbeeldfiguur in de vroege gemeenschap. Dit wijst erop dat de "tafeldienst" waartoe de zeven waren geroepen niet heel hun inzet binnen de gemeenschap omvatte. Zo wordt duidelijk dat de gelovige geroepen is om twee tafels te dienen: de tafel van de armen en de tafel van het woord en de eucharistie. Er zijn geen exclusieve specialisaties: elke christen moet aan beide tafels dienen: het zijn de twee wegen voor een vruchtbare zending. De auteur van Handelingen laat dit verstaan als hij onderstreept dat het werk van Stefanus gebeurt "te midden van het volk". Zelfs de leden van het Sanhedrin zijn onder de indruk van de efficiëntie van Stefanus' zendingswerk: "De ogen van allen die zitting hadden in het Sanhedrin [...] zagen in zijn gezicht het gezicht van een engel". Tijdens deze belangrijke zitting verwijst Stefanus naar grote geestelijken zoals Mozes, wiens dienstwerk door zo'n pracht was omgeven dat de zonen van Israël niet naar zijn gezicht konden kijken vanwege het licht dat het uitstraalde (Ex 34, 29 vv.). Stefanus is waarlijk een getuige van Gods liefde, een engel die door de Heer is gezonden tot troost en hulp. Zo zou elke leerling moeten zijn. In navolging van de Meester ondergaat ook Stefanus eerst een arrestatie en vervolgens een proces voor het Sanhedrin. En in het proces wordt hij veroordeeld op valse beschuldigingen. Het verhaal van de leerlingen loopt altijd parallel met dat van de Meester. En Stefanus wordt op dit moeilijke moment gesteund door de kracht en de Geest van de Heer die niemand in de steek laat, vooral niet op het moment van beproeving.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.