GEBED IEDERE DAG

Gebed van de paastijd
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed van de paastijd
Zaterdag 26 april


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Christus is uit de doden opgestaan en sterft niet meer,
Hij wacht ons op in Galilea.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Handelingen 4,13-21

Toen ze zagen hoe vrijmoedig Petrus en Johannes optraden en ze bedachten dat het ongeletterde, eenvoudige mensen waren, stonden ze verbaasd en ze realiseerden zich dat het metgezellen van Jezus waren; en omdat ze de man die genezen was bij hen zagen staan, hadden ze geen weerwoord. Daarop gaven ze hun het bevel om het Sanhedrin te verlaten en pleegden ze onderling overleg. Ze zeiden: ‘Wat moeten we doen met die mensen? Het is namelijk onmiskenbaar dat er door hun toedoen een wonder is gebeurd; dat is alle inwoners van Jeruzalem duidelijk, wij kunnen het niet ontkennen. Maar om te voorkomen dat het nog verder onder het volk bekend wordt, zouden we hun met dreigementen moeten verbieden om ooit nog met een beroep op deze naam tot iemand te spreken.' Toen riepen ze hen weer binnen en legden ze hun het absolute verbod op om nog iets te zeggen of te leren met een beroep op de naam van Jezus. Petrus en Johannes gaven hun echter ten antwoord: ‘Zeg nu zelf, is het tegenover God te rechtvaardigen om u meer te gehoorzamen dan Hem? Wij kunnen in ieder geval niet zwijgen over wat we gehoord en gezien hebben.' Na hen nog eens bedreigd te hebben lieten ze hen vrij, omdat ze, met het oog op het volk, geen mogelijkheid zagen hoe ze hen zouden kunnen straffen, want iedereen verheerlijkte God om wat er gebeurd was.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Christus is uit de doden opgestaan en sterft niet meer,
Hij wacht ons op in Galilea.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Het verhaal van het verhoor van Petrus en Johannes door de oudsten en schriftgeleerden na de genezing van de verlamde gaat voort. De oudsten en de schriftgeleerden staan verbaasd over de "vrijmoedigheid" waarmee de twee leerlingen van Jezus op hun vragen antwoorden. Het zijn immers maar "eenvoudige en ongeletterde mensen". Ook wij moeten ons afvragen hoe wij getuigenis afleggen van ons geloof. Dat mag zich immers niet beperken tot altijd weer dezelfde woorden herhalen. Wij moeten ons afvragen hoe wij vandaag van het christelijk geloof kunnen getuigen, opdat het het hart en de geest van onze tijdgenoten raakt. Zonder ons te onderwerpen aan de macht van de meerderheid of van de sterkste. Er bestaat een soort onderwerping aan de wereld die voor christenen een grote verleiding is en die wij moeten vermijden. Wij mogen de kracht van het evangelie niet verzwakken door het aan te passen aan de egocentrische en narcistische mentaliteit van deze tijd. Onze enige kracht, in alle opzichten, is onze gehoorzaamheid aan het evangelie. Alleen aan het evangelie. Petrus antwoordt aan het Sanhedrin: "Zeg nu zelf, is het tegenover God te rechtvaardigen om u meer te gehoorzamen dan Hem? Wij kunnen in ieder geval niet zwijgen over wat we gehoord en gezien hebben". Het is geen arrogant antwoord, zelfs geen onbeleefd. Iedere christelijke generatie moet leren van wat Petrus en Johannes deden en zegden. Zij beseften heel goed dat ze niet langer konden zwijgen: ze waren niet bang meer. Zwijgen zou niet te verenigen zijn geweest met het evangelie. Wie het evangelie in zijn hart draagt, kan niet anders dan het te verkondigen, zelfs ten koste van zijn leven. Niet alleen dat. Hij vindt ook manieren om het evangelie te communiceren. Het evangelie is geen knuppel om mee te slaan, maar een mantel om mensen in liefde in te wikkelen. Het christendom is eerder een werk van aantrekking dan van overreding, zei Ignatius van Antiochië, vooral in moeilijke tijden.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.